Leer-, gedrags- en ontwikkelingsproblemen
- Vakdidactisch
- Pedagogisch
- Kennis
- Kunde
- 4 indicatoren
Hij weet de traditionele lessen leuk te maken met thema's zoals Pokémon en Star Wars - Marinus van den Oever (oud-student)
In dit hoofdstuk worden de volgende indicatoren aangetoond:
- Kennis van veelvoorkomende ontwikkelings- en gedragsproblemen en -stoornissen.
- Leerproblemen signaleren, oplossingen zoeken of doorverwijzen.
- Ontwikkelings-, gedragsproblemen en -stoornissen signaleren, oplossingen zoeken of doorverwijzen.
- Pedagogisch handelen afstemmen met anderen (begeleiders, ouders)
Inleiding
Een wereld waarin iedereen zonder fysieke en mentale tegenslagen kan leren is helaas een utopie. Des te belangrijker dat docenten kennis hebben van verschillende problemen op meerdere gebieden. De taak van de docent is het helpen bij eenvoudige problemen en het doorverwijzen / doorsturen bij complexe problemen. In dit hoofdstuk belicht ik enkele problemen en laat ik zien hoe ik in bepaalde situaties heb gehandeld of kan handelen. Ook behandel ik het systeem van het Mediacollege m.b.t. deze problemen.
Ontwikkelingsstoornissen en ontwikkelingsproblemen, gedragsstoornissen en gedragsproblemen, leerstoornissen en leerproblemen
Of er nu een probleem of stoornis voordoet, er moet iets gebeuren! Maar toch vind ik het nuttig om even stil te staan bij stoornissen en problemen. Om een stoornis een stoornis te mogen noemen moet het aan bepaalde criteria voldoen, bijvoorbeeld zoals deze omschreven staan in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Enkele problemen en stoornissen heb ik hieronder in een tabel opgesomd, samen met de bijbehorende kenmerken. Hiermee toon ik aan kennis te hebben van verschillende stoornissen en problemen. Ik heb hierbij niet altijd onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld ontwikkelingsstoornissen en gedragsstoornissen omdat deze elkaar vaak dikwijls overlappen.
Probleem / stoornis | Beschrijving |
---|---|
ADHD | ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder, wat vrij vertaald een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit betekent. Vaak wordt de diagnose op jonge leeftijd al gesteld. ADHD leidt tot (levenslange) problemen met o.a. aandacht, concentratie, moeite met organiseren en hyperactiviteit. Meerdere prestaties kunnen hieronder lijden, zoals school- en werk-prestaties (Radboud UMC, n.d.). ADHD bestaat uit drie vormen. De meest voorkomende vorm wordt gekenmerkt door concentratieproblemen en onoplettendheid gepaard met druk en impulsief gedrag (hyperactiviteit) (Balans, n.d.). |
ADD | ADHD komt ook voor in een vorm zonder hyperactiviteit, er wordt dan gesproken over ADD. Wel moet erbij gemeld worden dat ADD in de DSM-5 (de 5e versie van de DSM) niet voorkomt als een aparte stoornis. De kenmerken zijn hetzelfde als ADHD minus de hyperactiviteit. Gedragstraining en medicijnen kunnen worden ingezet om de ADD te verbeteren. Ook helpt begrip over de stoornis al ontzettend veel! (Balans, n.d.) |
Dyslexie | Met dyslexie wordt een stoornis in technisch lezen bedoeld, waarbij technisch lezen het omzetten van letters in klanken is. Dyslexie belemmert het vlot (leren) lezen. Dit betekent echter niet dat studenten met dyslexie niet kunnen lezen, maar zij lezen over het algemeen wel trager. Ook moeten studenten met dyslexie meer energie steken in lezen waardoor ze sneller afgeleid zijn, wat weer invloed kan hebben op het begrip van wat je leest. Enkele kenmerken zijn: moeite met klanken in volgorde zetten, het onthouden van vaste woordcombinaties, en het onthouden van losse gegevens zoals rijtjes, woordjes en jaartallen. Dyslexie is tevens ook een leerstoornis (Balans, n.d.). |
Dyscalculie | Dyscalculie is een stoornis m.b.t. het gebruiken van reken- en wiskundekennis en bijbehorende vaardigheden. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat de rekenproblemen niet door iets anders mogen komen, bijvoorbeeld een lagere intelligentie. Dyscalculie wordt gekenmerkt als een complexe stoornis, omdat om goed te kunnen rekenen meerdere hersengebieden gebruikt dienen te worden. Hierdoor is er ook geen overeenstemming onder wetenschappers wat het precies is, aangezien er verschillende meningen over bestaan. Kenmerken zijn o.a. het omkeren van getallen, veel fouten maken in stapsgewijze aanpak van rekenen en eerder geleerde rekenkennis moeilijk tot niet kunnen toepassen bij opgaven. Dyscalculie behoort net als dyslexie tot de leerstoornissen (Balans, n.d.). |
PDD-NOS | PDD-NOS staat voor Pervasive Developmental Disorder - Not Otherwise Specified, vrij vertaald een naam voor stoornissen die te maken hebben met pervasieve ontwikkelingsstoornissen. Pervasief betekent doordringen, wat slaat op dat problemen doordringen in verschillende ontwikkelingsgebieden van een persoon. PDD-NOS wordt echter niet meer gebruikt in de medische wereld omdat er zoveel overeenkomsten zijn met autisme dat er geen goed onderscheid meer te maken is. Vroeger werd PDD-NOS gebruikt als diagnose voor personen die kenmerken van autisme hadden maar niet genoeg om met autisme gediagnosticeerd te worden. Kenmerken zijn o.a. fanatiek vasthouden aan bepaalde routines, eenzijdige belangstelling tonen, rigide en dwangmatige gedragspatronen en overgevoeligheid voor zintuiglijke prikkels. Kinderen met PDD-NOS hebben baat bij een gestructureerde en voorspelbare omgeving (Balans, n.d.). |
Autisme | Autismespectrumstoornis of simpelweg autisme is een stoornis met classificatie in het DSM. Mensen met autisme ervaren heftigere prikkels met betrekking tot de zintuigen (horen, zien, ruiken, proeven en voelen). Ook hebben mensen met autisme meer moeite met veranderingen en sociaal contact. Er is ook een keerzijde. Autisme kan namelijk ook leiden tot creativiteit en het goed zijn in het logisch denken en precies werken. Ook kan je een autistisch brein bezitten, waarbij de hersenen een autistische manier van informatieverwerking hebben. Dit betekent echter niet dat je dan ook autisme hebt. Er zijn grote onderlinge verschillen van kinderen met autisme waardoor de ene diagnose enorm af kan wijken van de diagnose van de ander. Kinderen met autisme hebben regelmatig last van overprikkeling of onderprikkeling. Bij overprikkeling worden de hersenen dusdanig overprikkeld door de zintuigen of door emotionele overprikkeling dat bijvoorbeeld leren niet meer mogelijk is (Balans, n.d.). Bij onderprikkeling zijn de hersenen juist op deze gebieden niet prikkelend genoeg waardoor (bijna elke) afleiding kan zorgen voor concentratieverlies. Kinderen met autisme vinden het vaak lastig te verwoorden wat ze voelen, we spreken dan ook wel van het ontbreken van een ik-referentiepunt. Hierdoor kunnen we ook verklaren waarom mensen met autisme het lastig vinden zich in te leven in anderen en waarom dit aan de andere kant leidt tot o.a. eerlijkheid en puurheid (Balans, n.d.). |
Hoogbegaafdheid | We spreken van hoogbegaafdheid wanneer een persoon een IQ van boven de 130 bezit. Iemand die hoogbegaafd is, doet en denkt wezenlijk anders. Hierbij spelen persoonlijkheid, creativiteit en doorzettingsvermogen een rol. Kenmerken zijn (hele) actieve hersenen, waardoor ze ook overprikkeling en onderprikkeling kunnen ervaren. Dit kan op verschillende gebieden waaronder zintuiglijk, emotioneel en psychomotorisch. Ook kan er door personen met hoogbegaafdheid ondergepresteerd worden, waardoor hoogbegaafdheid vaak niet wordt herkent. Hiernaast zijn kenmerken o.a. ongewone alertheid op zeer jonge leeftijd, ongebruikelijk goed geheugen, voorliefde voor puzzels en oplossen van rekenkundige problemen, ongebruikelijke emotionele diepgang, zelfstandig leren lezen en schrijven voordat diegene naar school gaat, intense nieuwsgierigheid, en ongelimiteerd stellen van onderzoekende vragen en ongeduld jegens eigen onvermogen en dat van anderen (Balans, n.d.). |
ODD | Oppositional Defiant Disorder (ODD) valt onder de gedragsstoornissen. Vrij vertaald betekent ODD opstandig gedrag. Denk hierbij aan ongehoorzaamheid, driftig zijn, ruzie zoeken en snel gefrustreerd raken. Belangrijk is het om ODD niet te verwarren met normaal pubergedrag, waar af en toe agressief gedrag ook normaal is. Als het negatieve gedrag ernstig is en vaker voorkomt dan normaal, en niet door externe factoren komt, spreken we van een agressieve gedragsstoornis. Kenmerken zijn o.a. driftig zijn, prikkelbaar zijn, schuld van eigen fouten aan anderen geven en anderen ergeren met opzet. Wanneer ODD bij een persoon voorkomt, is dit vaak in combinatie met een ander ontwikkelingsprobleem, bijvoorbeeld AD(H)D. Kinderen met ODD of CD (zie hieronder) hebben meer dan gemiddeld bijkomende leerproblemen, waardoor het verwerken van informatie, aandacht vasthouden, plannen, zich uiten en andere (leeftijdsgenoten) begrijpen (Balans, n.d.). |
CD | Conduct disorder (CD) is net zoals ODD een gedragsstoornis. Vrij vertaald betekent CD zelfs gedragsstoornis. Kinderen met CD vertonen gedrag dat niet acceptabel is in hun omgeving. Ze kunnen agressief zijn en/of crimineel gedrag vertonen. Contacten zijn er vaak op gericht persoonlijk voordeel uit te halen, en kinderen met CD hebben een verminderd inlevingsvermogen. Het normoverschrijdende gedrag gaat vaak gepaard met andere ontwikkelingsproblemen zoals AD(H)D. Maar ook depressie of angst kan leiden tot CD. Niet alle symptomen van CD komen tot het licht op een jonge leeftijd, dit kan namelijk ook later (in de pubertijd) gebeuren. Omgevingsfactoren zoals pesten en gepest worden lijken ook een rol te spelen. Over het algemeen kan je zeggen dat de gedragingen bij CD ernstiger zijn dan bij ODD. Kinderen met ODD of CD hebben meer dan gemiddeld bijkomende leerproblemen. Waaronder het verwerken van informatie, aandacht vasthouden, plannen, zich uiten en andere begrijpen (Balans, n.d.). |
In het onderwijs
Na het onderzoek doen naar verschillende stoornissen heb ik een beter beeld gekregen wat de stoornissen allemaal inhouden. Maar wat kan je ermee als docent? Als docent vind ik dat je rekening moet houden met verschillende stoornissen wanneer nodig, als ze natuurlijk in je klas optreden. Daarnaast dien je als docent door te verwijzen en te overleggen wanneer je bepaalde kenmerken signaleert (hierover later meer). Hieronder heb ik opnieuw een tabel gemaakt met een aantal problemen en stoornissen inclusief een kolom met wat ik kan betekenen voor mensen met de stoornis / het probleem in mijn lessen. Daarbij wil ik wel direct opmerken dat ik geen special-needs teacher of begeleidingscoach ben en dus altijd voor ondersteuning naar deskundige collega's dien te keren.
Probleem / stoornis | Onderwijs |
---|---|
Dyslexie | Bij dyslexie kunnen er vele stappen worden genomen. Zo kan een school compenserende maatregelen nemen die bedoeld zijn problemen van dyslexie weg te nemen of te verminderen. Denk bijvoorbeeld aan het voorlezen van een boek of teksten in groter lettertype afdrukken. Dispenserende aanpassingen zijn aanpassingen die minder hoge eisen stellen aan iemand met dyslexie. In mijn lessen kan ik compenserende maatregelen gebruiken zoals: teksten in groter lettertype afdrukken, computer(s) gebruiken, mondelinge toetsen afnemen, en meer tijd geven bij opdrachten en toetsen. Kinderen met dyslexie schrijven vaak onleesbaar. Ook hier kan ik rekening mee houden door studenten bijvoorbeeld een opdracht te laten typen (schrijven gebeurt sowieso weinig op onze opleiding). Wanneer iemand dyslexie heeft, is het handig (extra) tijd in te bouwen bij bijvoorbeeld opdrachten, zodat diegene er langer over kan doen (Balans, n.d.). Voor het kiezen van literatuur voor het vak F2M3FRO heb ik rekening gehouden met dyslexie door een boek te kiezen in een vorm van een strip, waardoor niet veel gelezen hoeft te worden. Ook kon iedereen in zijn eigen tempo lezen. Een bewijs hiervan is onderaan de tabel toegevoegd. Ook heeft het Mediacollege een aantal signalen opgesteld. Deze signalen zijn documenten van wat je kan doen bij kenmerken van bepaalde problemen, zoals dyslexie. Meestal gelden aanvullende acties voor de mentor. Zo kan een docent/mentor de student aanmelden voor remedial teaching, zorgen voor extra examentijd en prints op groter lettertype. Het signaal van dyslexie en dyscalculie is onderaan de tabel toegevoegd. |
Dyscalculie | Voor dyscalculie is er een protocol (onderaan de tabel toegevoegd) voor het mbo. Hierin staat bijvoorbeeld een checklist die een mbo school kan doorlopen en wat de rol van een rekendocent is bij het helpen van studenten in een bepaalde categorie van dyscalculie. Aangezien ik geen rekenen en wiskunde geef krijg ik hier minder mee te maken dan mijn collega's bij het vak rekenen. Wel is het goed in acht te nemen dat ook bij programmeren (zeker wanneer er wiskundige formules gebruikt worden) ik als docent studenten met dyscalculie bijvoorbeeld meer begeleiding en/of tijd kan geven, in overleg met een deskundige collega. |
Autisme | Vanaf het voortgezet onderwijs wordt er door onderwijzers steeds meer beroep gedaan op de zelfstandigheid van studenten. Dit kan problemen opleveren voor leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum (ASS). Vaak zijn leerlingen gebaat bij structuur en regelmaat in hun schoolwerk en thuis. Extra begeleiding kan hier ook een uitkomst bieden. Leerlingen met autisme kunnen zich tevens ook (in het algemeen) goed focussen en goed zelfstandig werken. Problemen die kunnen voorkomen zijn bijvoorbeeld te perfectionistisch zijn en te veel in details blijven steken. Korte overzichtelijke taken, extra tijd, individuele opstart en beëindiging taak, voorzien in technische ondersteuningen, hoofdlijnen geven, overzichten geven, het stimuleren van relativeringen en begrip en tolerantie en attentie voor leerlingen met autisme zijn allemaal tips die toegepast kunnen worden (Balans, n.d.). Het Mediacollege heeft ook voor ASS een signaal gemaakt. Hierin staat o.a. wat de mentor kan doen, maar er staan ook links naar websites in voor docenten. Deze tips komen grotendeels overeen met het voornoemde. Het signaal is onderaan de pagina toegevoegd. |
AD(H)D | Kinderen met AD(H)D vinden het moeilijk om te plannen en structuur aan te brengen. Hier kan ik als docent in ondersteunen. Bij het lopen van een stage is het handig om met de student vooraf te bepalen welke werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden (opnieuw structuur). Ook kunnen er extra afspraken worden gemaakt tussen het bedrijf en mij als docent en dient er regelmatig geëvalueerd te worden. Een goede samenwerking van ouders en docent(en) is een zeer goede stap voor een kind met ADHD. En wellicht het belangrijkste: jij als docent kan niet van een kind met ADHD een rustig en gestructureerd kind maken. Er dient dus ook een stap gemaakt te worden in de acceptatie (Balans, n.d.). Het Mediacollege heeft voor ADD en ADHD ook een signaal opgesteld. Algemene tips zijn het geven van een vaste plaats, oogcontact houden, gewenst gedrag bespreken, duidelijk en direct reageren, eventueel een time-out geven en positieve feedback geven. Het signaal is onderaan de tabel toegevoegd. |
Wat ik nog wel wil benadrukken is dat overleg met een zorgcoördinator, een remedial teacher en collega's de sleutel is in het begeleiden en onderwijzen van leerlingen met bovengenoemde problemen. Dit wordt ook ondersteund in de verschillende signalen die het Mediacollege heeft opgesteld.
Hell Yes CSS! gebruikt als literatuur Protocol ERWD mbo Leerling heeft moeite met lezen of rekenen (dyslexie, dyscalculie) Leerling is afwezig, maakt moeilijk contact of is communicaties zwak (PDD-NOS, ASS) Leerling is snel afgeleid, is druk of is moeilijk stuurbaar (AD(H)D)Zorgstructuur en overig beleid
Het mediacollege heeft een uitgebreide zorgstructuur en heeft uitgebreide procedures opgesteld voor wat te doen bij studenten met een bepaald probleem / een bepaalde stoornis. Ook heb ik hier wat stukken geschreven over hoe te handelen bij bijvoorbeeld pesten, of als een student (langdurig) ziek is.
(Langdurige) Ziekte
Wanneer een student (langdurig) ziek is en daarmee beperkt belastbaar is, dient de school daar rekening mee te houden. Dit kan door bijvoorbeeld een aangepast rooster. De mentor van de student staat dan in nauw contact met de betreffende jeugdarts, een specialist. Samen met de mentor/slb'er maakt de student een plan m.b.t. het onderwijs. De slb'er communiceert dit vervolgens met het verzuimbureau en zet dit in Magister, ons onderwijs systeem. Het protocol waar deze informatie uit gehaald is, is hieronder toegevoegd.
Protocol omgaan met zieke studentenPesten
Helaas komt pesten nog steeds voor. Niet alleen op school, maar zelfs op het werk en andere plaatsen. Het Mediacollege stelt dat pesten een vorm van ongewenst gedrag is. Daarbij quote de visie op pesten van het Mediacollege de Zweedse onderzoeker Olweus (1993) die stelt dat pesten het volgende is:
Een leerling wordt gepest wanneer hij of zij herhaaldelijk en langdurig wordt blootgesteld aan negatieve handelingen van één of meer leerlingen.
Daarbij stelt het Mediacollege in haar visie dat plagen in tegenstelling tot pesten niet gericht is op het toebrengen van schade. Bij plagen blijft de geplaagde persoon een volwaardig lid van de groep, bij pesten is diegene geïsoleerd. De visie van het Mediacollege geeft voorbeelden van fysiek pesten zoals slaan en schoppen, verbaal pesten zoals treiteren, bedreigen en uitjouwen, en indirect pesten zoals negeren, uitsluiten en doodzwijgen. Ook digitaal pesten wordt onderschreven als een vorm van pesten waarbij de pester ook nog eens anoniem kan zijn. Van een docent (lees ook: medewerkers) wordt verwacht dat het pestgedrag bij de betreffende mentor wordt gemeld (het gepest worden of het pesten). Een student kan tevens ook naar de mentor/slb'er gaan. De slb'er gaat met de verschillende groepen in gesprek en legt het één en ander vast in Magister. Indien het pesten daarna niet ophoudt wordt er een evaluatiegesprek gepland, al dan niet met de ouders van de gepeste en pester. Als het pesten niet ophoudt worden hierna nog meer stappen uitgevoerd, wat zelfs kan leiden tot de verwijdering van de pester van de school. Ook kunnen er verschillende methodieken worden ingezet zoals Mediation of Befriending (een student wordt gevraagd een vriendschap te sluiten of hulp aan te bieden aan degene die gepest wordt). De samenvatting van het protocol is hieronder toegevoegd, tezamen met het volledige protocol.
Anti pestbeleid en protocolZorgen over studievoortgang
Wanneer docenten zorgen hebben over de studievoortgang van een student wordt het zogeheten blijf bij Ma protocol in werking gezet (meestal bij een negatief voorlopig studieadvies (VSA)). Dit protocol bestaat uit verschillende fasen waarbij brieven worden verstuurd. Daarbij wordt o.a. een plan van aanpak opgesteld. Het stroomschema van dit protocol is hieronder toegevoegd tezamen met het protocol zelf.
Blijf bij Ma procedureStappenplan suïcidepreventie studenten
Het Mediacollege verwijst hier naar het stappenplan 'suïcidepreventie studenten' van 113. Hier staat onder andere in beschreven wat je kan signaleren, zoals het afscheid nemen door persoonlijke spullen weg te geven, plotselinge veranderingen in gedrag, of gevoel en afzondering of juist luidruchtigere aanwezigheid. De eerste stap is het bespreekbaar maken (van deze signalen) met de student waarbij een vraag gesteld kan worden hoe het met de student gaat, en de signalen benoemen die jij als docent / mentor ziet. Belangrijk daarbij is dat de docent geen strijd aangaat over het plegen van zelfmoord en geen beloftes doet die niet waargemaakt kunnen worden. Vervolgens biedt het stappenplan een aantal wegen naar hulp a.d.h.v. de gegeven situatie. Bij een coöperatief gesprek tussen student en docent dien je namelijk andere handelingen uit te voeren dan wanneer dit niet zo is (bij een concreet plan m.b.t. zelfmoord). Als er alleen zelfmoordgedachten zijn, dient er ook actie ondernomen te worden, maar op een andere manier. Wat mij opvalt is het bespreken met collega's en het zorgen dat de docent ook niet alleen staat, iets wat je wellicht vergeet in alle hectiek. Het stappenplan is hieronder toegevoegd.
Stappenplan suïcidepreventie 113Algemeen stappenplan slb'er / mentor
Het Mediacollege heeft een algemeen stappenplan wanneer er signalen bij een leerling spelen. Dit stappenplan biedt in mijn ogen veel houvast voor het omgaan met problemen en het vastleggen van afspraken. Een screenshot van dit stappenplan is hieronder toegevoegd.
Routing voor SLB'ers en het ZAT
Het ZorgAdviesTeam (ZAT) is een team opgesteld uit individuen met verschillende expertises. Zo is er o.a. een jeugdarts, een psycholoog, een budgetcoach en een decaan aanwezig in het team. Het ZAT heeft een route voor medewerkers ontwikkeld die hierboven is toegevoegd. Hierin is te zien dat een slb'er tezamen met andere docenten (die ook slb'er kunnen zijn) studenten bespreekt, tezamen met de begeleidingscoach. De slb'er kan een student bij problemen (van welke categorie dan ook) doorsturen naar de begeleidingscoach. De begeleidingscoach kan helpen en doorsturen naar bijvoorbeeld een jeugdarts en eventueel de student aanmelden voor trainingen. Vervolgens koppelt de begeleidingscoach (al dan niet tezamen met de verzuimcoördinator) terug aan het docententeam en de betreffende slb'er. Meestal zijn voor aanvang van de student op het mbo al problemen gediagnosticeerd en vastgelegd in systemen zoals Magister. Als dit zo is, hoeft de docent niet opnieuw door te verwijzen naar de begeleidingscoach (dit gebeurt automatisch). Wanneer een docent wél een vermoeden heeft van problemen die niet aangegeven zijn, kan hij/zij dit aangeven bij de betreffende slb'er die op zijn/haar beurt weer door kan verwijzen naar de begeleidingscoach. Meestal doen we dit tijdens student-besprekingen waar alle docenten van het betreffende jaar, de slb'er van de student en de begeleidingscoach aanwezig zijn. Een bewijs dat ik aanwezig was bij zo'n meeting heb ik hieronder toegevoegd.
Afstemmen pedagogisch handelen
Met het gegeven dat ik (regelmatig) student-besprekingen bezoek, kan ik aantonen dat ik o.a. mijn pedagogisch handelen afstem met de rest van mijn team, inclusief mijn begeleidingscoach. Om dit nog wat extra kracht bij te zetten, heb ik hieronder een aantal (geanonimiseerde) logboekitems toegevoegd die ik in Magister heb geplaatst m.b.t. studenten. Deze logboekitems worden gebruikt als input voor de student-besprekingen. Daarnaast heb ik een situatie waarin ik mijn pedagogisch handelen afstemde in een STARR(T) toegevoegd.
Onderdeel STARR(T) | Beschrijving |
---|---|
Situatie | Een aantal studenten vertoonden na verbeterd gedrag weer enorm storend gedrag in mijn les. In mijn optiek maakten de studenten de leeromgeving onveilig voor henzelf, mij als docent en voor medeleerlingen. |
Taak | Mijn taak is het aanbieden van een veilige leeromgeving voor de studenten. Daar horen verschillende taken bij zoals het corrigeren van studenten indien zij ongewenst gedrag vertonen en het afstemmen van mijn handelen met collega's. |
Actie | De groep bevond zich in een gecombineerde klas (bestaande uit twee klassen). De groep viel ongeacht dit gegeven wel onder dezelfde SLB'er. Ik ben naar de betreffende SLB'er gegaan en heb hierna afgestemd hoe we het probleem gingen aanpakken. Na overleg besloten we de groepsleden één voor één uit de klas te halen om te praten met mij en de slb'er. |
Resultaat | Veel begrip en wederzijds respect. De studenten zagen zelf ook in dat dit geen ideale situatie was. Hierna heb ik ook nog met een andere collega gepraat die dezelfde problemen ondervond bij deze groep. Door de inhoud van de gesprekken te bespreken wisten we allebei wat we konden doen om onze lessen voor iedereen veiliger te maken. |
Reflectie | Ik was erg blij na de gesprekken, en eerlijk gezegd ook wel opgelucht. De studenten waren ontzettend respectvol en snapten de frustratie, en aan de andere kant snapte ik hun gedrag ook! Door af te stemmen en naar een oplossing te zoeken met studenten droeg iedereen bij aan een veiligere leeromgeving. De slb'er heeft een grotere rol op het mbo dan op het hbo, dit ben ik hierdoor gaan inzien. |
Transfer | Het afstemmen doe ik nu wekelijks door te praten met collega's en te vragen naar ervaringen met leerlingen. Ook lees ik logboekitems uit Magister door (mits deze er zijn). Ook praat ik meer over situaties in mijn klas en vraag ik input van anderen. |