Jeroen heeft mij vanaf het eerste moment tijdens de studie informatica aan de Hogeschool Leiden weten te inspireren en motiveren. Naast het geven van vakkundige lessen heeft Jeroen mij geholpen met het verleggen van grenzen en het waarmaken van dromen tijdens de (afstudeer)stage(s). Waar ik hem erg dankbaar voor ben... - Melissa Julsing (oud-student)

In dit hoofdstuk wordt de volgende indicator aangetoond:

  • Kennis van didactiek ten behoeve van beroepsgericht onderwijs, de vormgeving en begeleiding van het leren op de werkplek en op de samenwerking met het beroepenveld en met praktijkbegeleiders bij het begeleiden van dit leren.

BPV

De beroepspraktijkvorming (BPV) is een belangrijk onderdeel van elke beroepsopleidende studie. Zowel in het hbo als in het mbo is het verplicht één of meerdere stages te lopen. Bij de opleiding Software Developer lopen studenten twee keer stage. Eén in het derde jaar en één in het vierde jaar. Deze stages duren allebei twee periodes, wat uitkomt op zo'n 20 weken per stage.

Je mag niet zomaar bij elk bedrijf stage lopen. In tegenstelling tot het hbo mogen studenten in het mbo alleen stage lopen bij een erkend leerbedrijf. Dit erkende leerbedrijf moet voldoen aan de kwaliteitseisen van de samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB). Deze eisen zijn (Rijksoverheid, n.d.):

  • De werkzaamheden binnen het bedrijf passen bij de opleiding van de stagiair.
  • Er is een deskundige praktijkopleider aanwezig voor de begeleiding van de stagiair.
  • De werkplek is veilig.

Indien leerbedrijven erkent willen worden, dienen zij een certificaat te halen.

Er dient een praktijkovereenkomst tussen school, de leerling en het erkende leerbedrijf tot stand te zijn gekomen voor aanvang van de stage. Deze praktijkovereenkomst is bindend en kan onder andere het volgende bevatten: de duur van de overeenkomst, de leerdoelen en eindtermen, de begeleiding en de beoordeling. Een voorbeeldovereenkomst is hieronder toegevoegd.

Praktijkovereenkomst nr. 2303550

Didactiek

Een opleiding volgen betekent nog niet dat je goed kan functioneren in de beroepspraktijk. Om deze aansluiting zo goed mogelijk te laten verlopen, dient een docent inzicht te hebben in de beroepspraktijk en zijn/haar lessen hierop af te stemmen. In onderstaande tabel heb ik kort verzameld wat ik doe om deze stap zo goed mogelijk te laten verlopen.

Wat doe ik? Beschrijving
Kennis up-to-date houden Het is belangrijk om als docent te weten wat er speelt in de beroepspraktijk. Als docent dien je jouw eigen kennis up-to-date te houden en dit te vertalen naar het onderwijs. Zo ga ik vanaf schooljaar 2022-2023 het framework React geven. Dit framework is ontzettend populair in het veld en daardoor zeer waardevol om te leren. Om dit nieuwe framework te kunnen geven heb ik zelf een cursus gevolgd om up-to-date te blijven.
Steeds meer structuur loslaten, autonomie vergroten In het begin van de opleiding missen studenten bepaalde kennis en vaardigheden die een beroepsbeoefenaar dient te bezitten. De eerste fasen van de opleiding staan dan ook in het teken van deze kennis en vaardigheden. Naarmate de opleiding vordert, dien je als docent steeds meer los / vrij te laten en daarbij de lessen te laten lijken op de beroepspraktijk. Zo maken studenten stapje voor stapje de transitie van student naar beginnend beroepsbeoefenaar.
Samenwerken Dit punt sluit erg aan op het vorige punt. In het begin dienen studenten hun kennis naar mijns inziens vooral individueel te leren. Dit betekent echter niet dat samenwerken niet kan of helemaal uitgebannen wordt. Maar er valt weinig samen te werken indien alle skills hiervoor missen. Stapje voor stapje laat ik studenten (technische) vraagstukken met elkaar oplossen, zoals studenten samen een website laten ontwikkelen. In het begin gebeurt dit nog met tamelijk kleine groepen, bijvoorbeeld twee tot drie studenten. Naarmate de opleiding vordert kunnen de groepen groter worden.
Zone van naaste ontwikkeling Wanneer er nog weinig kennis en vaardigheden aanwezig zijn, is de zone van naaste ontwikkeling gericht op het ontwikkelen van deze kennis en vaardigheden. Dit lijkt dan naar alle waarschijnlijkheid niet op de echte beroepspraktijk. Naarmate studenten deze kennis en vaardigheden beheersen, kunnen studenten in situaties oefenen die steeds meer op de echte beroepspraktijk lijken. Dit kan door de docent worden gefaciliteerd, maar ook door externe opdrachtgevers die een opdracht inbrengen. Deze opdrachten kunnen steeds uitgebreider of complexer worden. Over de zone van naaste ontwikkeling heb ik eerder geschreven in een ander hoofdstuk. De link hiernaartoe is hieronder toegevoegd.
Eigen ervaringen Door mijn eigen ervaringen in te brengen kan ik studenten via mij al een beetje laten proeven van het beroepenveld. Dit kan door ervaringen simpelweg te vertellen tot het verwerken van ervaringen in opdrachten. Ook geef ik regelmatig betekenis aan hetgeen wat geleerd dient te worden door verbinding te maken met het werkveld.
Gastcolleges Gastcolleges van mensen uit het werkveld hebben vaak een positief effect op studenten (naar mijns inziens). Gastcolleges worden meestal gegeven door mensen die actief zijn in het werkveld en hier graag over willen vertellen. Een mooie kans voor studenten om te leren, en een mooie kans voor een bedrijf om zichzelf op de kaart te zetten!
Onveranderlijke omgeving versus veranderlijke omgeving Bij mijn vorige werkgever spraken we van een onveranderlijke omgeving versus een veranderlijke omgeving. In het begin is de omgeving waarin studenten leren vaak onveranderlijk, bijvoorbeeld: de opdracht staat vast en de eisen zijn duidelijk. In de beroepspraktijk is het vaak anders en is alles continu in beweging. Dit noemden wij een veranderlijke omgeving. Vaak neem ik dit in mijn achterhoofd wanneer ik onderwijs ontwikkel en vraag ik me af waar ik ongeveer zit. Door de juiste afstemming maken studenten steeds meer kennis met een veranderlijke omgeving.

Beroepsidentiteit

Stagelopen kent veel voordelen zoals het opdoen van praktijkervaring en het leren werken in een bedrijf. Dit zijn wellicht de meest bekende voordelen, maar je kan ook denken aan het voorzichtig opstellen van een beroepsidentiteit. In het manifest voor de beroepsidentiteit van prof. dr. Manon C.P. Ruijters (2021) schrijft zij dat door flexibilisering en professionalisering van het onderwijs de beroepsidentiteit ondermijnt kan worden. In het manifest wordt gesteld dat een beroepsidentiteit bestaat uit een beroeps frame, een professioneel frame, een professioneel zelf en een persoonlijk zelf. Deze voornoemde gebieden vormen dan tezamen de beroepsidentiteit. Bij elk van deze frames is het belangrijk gerichte vragen te stellen zodat een lerende een eigen beroepsidentiteit kan gaan bouwen. Dit betekent in mijn ogen dat wanneer we hier te weinig aandacht aan besteden, en we wel veel studenten laten flexibiliseren en personaliseren, we uiteindelijk geen wendbare professionals opleiden. Ik denk dat het goed is meer aandacht te besteden aan de beroepsidentiteit zodat we betere keuzes kunnen maken voor de toekomstige beroepsbeoefenaar. Het eerder genoemde model is hieronder toegevoegd tezamen met een link naar het manifest.

Ingevuld beroepsidentiteitsmodel

Bovenstaande afbeelding is overgenomen uit Manifest voor de beroepsidentiteit van prof. dr. Manon C.P. Ruijters (2021).

Manifest voor de beroepsidentiteit
Terug naar boven